Het is dinsdag, 18 maart. Niet zo warm als de vorige dagen, maar toch heerlijk zomers. Hier verlangt men naar regen. Afgelopen winter heeft het weinig geregend, dus de watervoorraden voor de komende zomer zijn heel klein. De grond is al keihard. Maar overal, ook naast de paadjes vol stenen bloeien allerlei bloemen: kleine rode papavers (daar lijken ze op tenminste), blauwe orchideetjes, gele en witte bloemen. Het is prachtig. De groep vrijwilligers bestaat uit 3 vrouwen en 3 mannen, toevallig allemaal Nederlands. Een heel prettige groep. Alles lijkt pais en vree hier op de heuveltop, in de golvende Velden van Efrata. Hier hoorden de herders de engelen zingen: “Vrede op aarde”.
Maar gisteren al was er veel geluid in de lucht: her gezoem van drones, het brommen van vliegtuigen en het geklepper van helikopters. Gaza ligt hier 70 km vandaan.
Vannacht om ongeveer half 2 werd ik, en vanmorgen bleek de anderen ook, wakker van het geluid van zware vliegtuigen, nogal laag vliegend. Dat harde geluid hield minutenlang aan. lk dacht: dat moet wel een hele stoet vliegtuigen zijn. Het klonk onheilspellend. lk kreeg herinneringen aan de oorlog, toen hoorde ik precies dit geluid. Na een poosje stierf het geluid weg en werd het weer stil.
Vanmorgen aan het ontbijt zag een van ons op zijn telefoon dat er een bombardement op Gaza was gebeurd. Oorlog komt dan dichtbij. Naast de pais en vree. Maar dat is nu juist waarom het juist nu zo belangrijk is, zegt onze gastheer, dat wij nu laten zien aan de bewoners van de 5 groeiende nederzettingen, dat zij zich geen geweld kunnen permitteren tegen onze gastheer en zijn familieeigenaars van het boerenbedrijf de Tent of Nations. Er zouden ook buitenlanders geraakt worden, en dat zou de goede naam van Israël schaden. Tot nu toe werkt het. lk voel me dan ook veilig. Het terrein van de Tent of Nations is door dubbele hoge hekken omgeven. De nederzettingen zijn ommuurd, met gewapende militairen bij de ingangen. Allemaal muren, hekken. Wat jammer toch.
De lijfspreuk van de Tent of Nations is: “Wij weigeren vijanden te zijn”.
(2e deel:)
Zondag was voor ons niet bepaald een rustdag.
Onze gastheer legde ons uit dat de mannen toch echt door zouden moeten werken in het veld. In verband met de vroege droogte moesten wijnstokken toch echt gepland worden, anders werd de grond te droog. Wil en ik – die het ‘huishouden’ van de vrijwilligers, plus wie er maar is van de familie van de gastheer, koken, afwassen, het hele keuken gebeuren, en de was van handdoeken, lakens en zo, plus de wc’s – konden sowieso geen zondagsrust houden. Tot die tijd was er nog een Nederlands stel vrijwilligers geweest, die maandag naar huis zouden gaan. Zij gingen wel in Bethlehem naar de kerk.
’s Avonds hebben we in een dienst in de kapel gevierd dat ze hier geweest waren. Die kapel, die zoals veel ‘gebouwen’ hier in een grot is (zoals ook de ruimte waar mijn 2 vrienden en ik logeren) is een heel mooie, ingetogen ruimte met een in de rots uitgehouwen bank met kussens rondom, en een eenvoudige preekstoel ook in de kring. We liepen er in het donker heen met onze zaklantaarns over een moeilijk begaanbaar pad met veel stenen, op en neer. In de kapelgrot brandde een grote kaars in het midden. Iedereen werd vanzelf stil in die schemerige ruimte. De dienst was in het kader van dankbaarheid dat we hier waren, nadenken over onze motivaties en ervaringen en goede reis voor de vertrekkenden. We staken allemaal een kaars aan en zetten die in een kring om de grote kaars heen. Een vrijwilligster speelde onderwijl op haar fluit: ‘Als alles donker is….’ Nog steeds had niemand wat gezegd. Toen las iemand uit de Lucas 2 vanaf vers 8 het verhaal over de herders in het Veld van Efrata. Ze stond stil bij vers 1 0: “Wees niet bang”. Wie dat wou, kon wat zeggen over haar/zijn ervaringen hier, verwachtingen en angst. Sommigen deden dat (ik niet, ik was er nog maar net), dat was indrukwekkend. lk herkende veel in wat er werd gezegd. Datje soms wel en niet bang bent op hetzelfde moment. En het verlangen om ondanks dat zinvol bezig te zijn voor anderen. lk vond he zo bijzonder dat de kapel lichter werd doordat we allemaal ons kaarsje aanstaken om die grote kaars in het midden heen. Bij fluitspel zongen we nog: ‘Zegen ons, Algoede’. Toen liepen we weer door het donker over het moeilijke paadje naar huis. Er waren sterren.
De maandag was een werkdag voor ons allemaal. Onze gastheer en zijn familie werken hard mee, zijn broer, zus en soms een zoon. Om 7 uur ontbijt, Wil en ik beginnen dus om half 7 aan het klaarmaken daarvan. Samen brachten we het stel dat vertrekt naar de ingang van het gebied van de boerderij, bij het indrukwekkende hek, dat even openging. De taxi bracht de vertrekkenden naar Jeruzalem. Bij die ingang, waar je vroeger gewoon doorliep, geen hekken, ligt de bekende grote kei met daarop in 3 talen, Arabisch, Hebreeuws en Duits: “Wij weigeren vijanden te zijn”.
Die maandag was een gewone werkdag, maar het bijzondere was dat er een groep uit de Verenigde Staten was, belangstellenden. Gelukkig kookte onze gastvrouw. We aten in een grote groep samen, aardige mensen. Na de lunch gingen de gasten met onze gastheer naar de grot waar samenkomsten, ontmoetingen, lezingen enzovoort worden gehouden, waar de groep gasten ingelicht werd over het wat, waarom en hoe van de Tent of Nations. Maar wij vrijwilligers gingen weer aan ons werk. We hebben het ook gezellig. Hele gesprekken na de maaltijd, in de koffie- en theepauzes. Zo komen we bij vandaag, dinsdag de 18e.
lk ga nu met Wil de avondmaaltijd koken. We roeien met de riemen die we hebben. Wat er voor handen is, is sober. Maar Wil en ik hebben er plezier in om er toch wat van te maken.
Wordt vervolgd.