Pinksteren.
Feest van de Heilige Geest. Enfin, u kent het wel, het verhaal uit de Bijbel; tongen als van vuur, tongentaal, bezoekers uit alle windstreken die elkaar toch verstonden. En steevast besmuikt gelach als de woorden ’teveel zoete wijn’ worden voorgelezen.
Geest. Je ziet het niet, maar het is er toch. Niet iedereen heeft er hetzelfde gevoel voor, maar bijna iedereen heeft wel eens een bijeen komst meegemaakt, waar ‘een goede geest’ hing, of juist een kwade. Want die zijn er helaas ook. Ik heb in het basisonderwijs gewerkt en zag me – het is al wel een jaar of 30 geleden gesteld voor de opdracht een groep prepubers eens uit te leggen wat ‘geest’ was. Ik vind 11-12-jarigen de leukste leeftijdsgroep, maar zoiets uitleggen vraagt wat.
Toevallig had die groep net een bijzondere opdracht van de lerarenvergadering gekregen. Bij een bepaald project zou groep 8 een voorstelling moeten maken om aan de ouders van de school te laten zien. Het onderwerp was een verhaal over Tijl Uilenspiegel. Voor de voorbereiding daarvan had ik een hele morgen uitgetrokken. De boeken bleven die dag dicht en ik had een heleboel materiaal als hout, triplex, papier, karton, klei, en gereedschap klaargelegd; timmermateriaal, gutsen, stiften, verf enz. De klas werd in groepjes verdeeld en dat ging eigenlijk al vrij vlot. Die groepjes waren er in een oogwenk. Niemand bleef over en ze waren allemaal gemengd: jongens en meisjes, zoals ik had opgedragen.
Een groep ging decors schilderen, een andere groep ging rekwisieten maken van allerlei materiaal als karton, klei, ijzerdraad enzovoort, een derde groep zou helemaal zelf het verhaal tot een toneelstuk maken er was een pittig meisje bij, dat je zo de leiding over een toneelvereniging zou kunnen geven — en er was een groepje dat ging dansen. Dat
dansgroepje heb ik in een afgezet gedeelte van het lokaal gezet, want dat had ruimte nodig. De muziek die ze gebruikten hinderde niemand. Dan was er nog een groepje dat posters en flyers ging maken. Na een korte instructie was in een oogwenk iedereen aan het werk. Wie zich bij een werkende klas in de bovenbouw een doodstille ruimte voorstelt, waar kinderen twee aan twee aan tafeltjes zitten te werken, zou zich hier op een andere planeet wanen. Het was integendeel een drukte van belang. Overal werd gelopen om iets op te halen, er werd druk gepraat, onderling gediscussieerd over de beste manier om dit of dat tot stand te brengen, de muziek klaterde door het lokaal, kortom het was een leven van belang. De jongens van de dansgroep hadden bedacht dat het wel zou passen als zij — lekker stoer die dans met ontbloot bovenlijf zouden uitvoeren. Die hadden dus hun shirt uitgetrokken. Niemand lette erop en ik vond alles goed. Ik heb twee pleisters moeten plakken voor uitgeschoten gutsen en ik moest een keer ingrijpen toen een kind onvoorzichtig deed met een soldeerbout. Ja, ook dat is leren. Kortom, het was een geordende chaos. Allerlei dingen die we toen gewoon deden, zullen nu wel niet meer kunnen, maar dat is beslist niet alleen maar winst. Want wat een betrokkenheid, wat een activiteit, wat een geestdrift. Ja, daar heb je het woord. Geest!
Nooit vergeet ik het gezicht van die moeder die plotseling op de drempel stond om haar kind op te halen voor een doktersbezoek of zoiets. (Haar dochter wilde trouwens niet mee). Met grote ogen overzag ze de hele boel, Ik had in een les erna niet veel moeite om die groep uit te leggen wat met ‘geest’ bedoeld wordt.
Arie van Ballegooijen