Allereerst: heel, heel hartelijk dank voor de vele kaarten en brieven met warme woorden die ik in de afgelopen weken heb ontvangen. Iets dergelijks is mij nog nooit eerder ten deel gevallen – gelukkig – maar het doet echt goed om zo heel zichtbaar te ervaren dat er aan je gedacht wordt, dat heb ik nu zelf ondervonden. Dus, werkelijk: heel veel dank!
De rust van de afgelopen weken heeft mij de nodige tijd gegeven voor bezinning, begeleiding en óntspanning. Zoals het zich nu aan laat zien zal ik halverwege juli geleidelijk een begin maken met het voorgaan in diensten en het pastoraat. Tot deze twee taken zal ik mij eerst beperken, ook in de tijd (60%). Ik hoop met het begin van het nieuwe kerkelijke seizoen weer volledig aan de slag te kunnen – maar wel op een andere manier dan voorheen. Duidelijk is geworden dat ik mijzelf meer in acht zal moeten nemen. Dat zal ook gevolgen hebben voor de invulling van mijn werkzaamheden en mijn vrije tijd, hoe en wat precies dat zal (na overleg) blijken.
Veel meer heb ik op dit moment niet te vertellen, daarom zet ik een punt met een zinnetje van amma Synklêtikê, een woestijnmoeder die leefde tussen 270 en 350 na Christus. Zij schrijft ergens:
“De Heer heeft niet als gebod de liefde tot één mens gegeven maar tot allen. Het is dus wel nodig dat de rijken de armen niet verwaarlozen. Het is namelijk voor één mens onmogelijk om allen te helpen: dat is het werk van God.”
Allee: alle goeds en veel hartelijks,
André