
We zoeken een God met menselijke trekken.
Onlangs las ik in een kerkelijk blad een interessant gesprek tussen de liberale joodse rabbijn Corrie Zeidler en predikant Davy Hoolwerf van de Hervormde gemeente Ede. Het ging over de vraag hoe zij zich God voorstellen. Hoe richt je je tot Hem? Er komen nogal wat verschillen aan het licht. Hoolwerf ziet God als een persoon, een persoon die hij leert kennen als hij bijvoorbeeld bidt. Hij spreekt God aan als Vader en kent Hem als een Vader. Met God heeft hij een persoonlijke band. Heel cruciaal voor hem is wel dat hij God heeft leren kennen door Jezus, die voor hem de Messias
Zeidler denkt daar totaal anders over. Zij zou niet zo snel over God praten als een persoon en al helemaal niet als een Vader. Voor haar is God niet een wezen met wie ze direct communiceert. Ze ziet God als een idee dat zich manifesteert in de teksten en richtlijnen die haar vertellen hoe ze als mens op aarde moet leven. En met die teksten en richtlijnen heeft ze een innige, persoonlijke band. Dat is voor haar een goede manier om dichter bij God te komen. Door de geboden uit de Thora na te leven, komt ze God in het dagelijks leven tegen en ziet ze Hem door in de ogen van haar medemens te kijken. En wat Jezus betreft, zegt ze, een verzoening tussen God en mensen is in het jodendom niet nodig. Want God is een barmhartige God.
Zelf heb ik meer met de uitleg van Zeidler. Het is praktisch, zoals het hele joodse geloof. Soms kan ik zelf ook beter uit de voeten met het Oude Testament dan met het Nieuwe. De verhalen uit het Oude Testament spreken mij aan. Ze zijn ongepolijst, soms rauw, maar ook vol gevoel en uit het leven gegrepen. En wat zit er veel wijsheid in dat oude boek, zoals bijvoorbeeld in Spreuken en Prediker. En de profeten niet te vergeten. De kernachtige tekst uit Micha 6:8 zou je mijn lijfspreuk kunnen noemen:
“Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet wat de Heer van je wil: niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God. ” (NBV-vertaling). In het Gronings klinkt het nog aansprekender: “Mensken nog aan tou, der is joe ja dudelk zegd wat of goud is, wat de Heer van joe wil: recht doun, traauw blieven, bie God te roade goan en aans niks. “
Hoolwerf ziet God als persoon, niet letterlijk natuurlijk, maar figuurlijk. God is voor hem iemand met wie je een persoonlijke band kunt hebben. Hier begint voor mij de moeilijkheid. Op deze manier heb ik nooit God leren kennen. Veel gelovigen hebben dat wel: zij hebben contact met God en weten vol vertrouwen hun leven geleid door de Eeuwige. Zij geloven dat achter alles wat er gebeurt in de wereld en in hun persoonlijk leven Gods plan ten grondslag ligt. Zij herkennen rechtstreeks troost en bemoediging als hun leven in de knoop zit. Op die manier contact met God te hebben lijkt mij het hoogste wat je in je geloofsleven kunt ervaren. Maar dat is niet voor iedereen weggelegd. Er zijn ook mensen die zeggen dat toen ze in diepe duisternis zaten gevangen, zij Gods nabijheid hebben gevoeld in de mensen die er voor hen waren. God in mensen nabij: dat spreekt mij meer aan. Huub Oosterhuis, die de prachtigste liederen heeft geschreven over God en mensen, zegt dat hij nooit God heeft ervaren, maar dat hij alleen het Boek heeft, dat hij “een enerverend gebeuren” noemt. En als er een God is, zo zegt hij, zal die de trekken hebben van wat er in dat boek geschreven staat. Zijn visie op God komt dan, heel verrassend, overeen met die van rabbijn Zeidler, die met de woorden uit de Thora ook dichter bij God kan komen. We zullen wel nooit weten wie God is; het blijft een mysterie. Maar het is zoals André enige tijd geleden in een dienst zei: “Als je wilt weten, denken of spreken over wie God is, is de bijbel de bron. ” En uit die bron horen we iedere zondagmorgen om te leren en te geloven.
Bertus Huizing


